dinsdag 29 juli 2014

Dag 12. Een Zee-wat?

In eerste instantie heette vandaag de road to nowhere, want dat was wat we aan het rijden zijn geweest. De Pacific Coast Highway I is het stuk weg tussen Monterey en (ongeveer) Cambria, en hoort tot een van de mooiste wegen ter wereld. In elk geval volgens de experts die nog veel meer wegen gezien hebben. Wij, met onze beperkt reizigersverleden, zijn het er mee eens.
Waarom de weg zo mooi is? Omdat hij zich langs een berg kronkelt, met aan de andere kant de oceaan. Wat was ik blij dat ik de tip van Tom Messcher opgevolgd heb: als je het eng vindt om in de bergen of op kliffen te rijden, moet je gewoon zelf aan het stuur zitten. Bart kan dan genieten van het uitzicht en op zijn gemak foto's maken, ik was gewoon relaxed aan het rijden.


Links de berg, rechts de zee. En in het midden: een brug om er veilig doorheen te kunnen rijden.


Bij zo'n mooie weg horen ook stopplekken. Natuurlijk heb je er de turnouts: de kleine parkeerplaatsen waar je even van de weg kunt om rond te kijken, een foto te maken of gewoon te kijken naar een gitaarspeler met een konijn op zijn hoofd. Daarnaast waren er nog een paar bijzondere stoppunten.

Zo konden we zeeleeuwen en -honden bekijken bij Point Lobos State Reserve. In een baaitje lagen een boel rotsen, waarop deze beesten hun verkoeling en plezier zochten. Het was meteen een mooie wandeling voor Bart en Carlijn om wakker te worden, want die anti-zeeziektepillen van gisteren hadden de slaperige bijwerking vandaag.


Baaitje bij Point Lobos. Hier zwemmen de zeehonden
Een zeehond die het erg druk heeft met het kijken naar de toeristen

Volgende stop was het Pfeiffer Big Sur State Park. Een mooie gelegenheid om te lunchen en een wandeling te maken om de benen te strekken. Hoewel... strekken... De loop naar de watervallen toe was behoorlijk pittig. En als je dan weet dat er niet eens zo heel veel water uit de waterval kwam, dan was het maar een waterig succesje, zo'n wandeling.
Een waterig watervalletje

Tijd om mijlen te maken. Of om toch nog even te stoppen bij het Julia Pfeiffer Burns State Park, zo'n 20 mijl verderop. Hier wél een waterval, en wel eentje die uitkwam op het strand, in een haast idyllisch baaitje.
In de verte, aan de andere kant van de baai, zie je de waterval

Daarna kwam het mijlenvreten. Bocht na bocht leverde weer nieuwe vergezichten op, en elke brug die we overstaken was bij terugblik bijzonder. Het was blijkbaar ook vermoeiend want Carlijn sliep tussen elke 2 stops in - inderdaad nog steeds vanwege de antizeeziektepil van gisteren. Gelukkig konden we haar tijdig wakker maken voor de laatste stop: de zee-olifanten bij Piedras Blancas. Het zag er gezellig uit: een heel rijtje met mannetjes zee-olifanten die daar letterlijk in het zand liggen te wachten tot ze verveld zijn. Daarna gaan ze weer zwemmen en eten. Het geheel had best iets zens: niets anders te doen hebben dan af en toe omdraaien en wat zand om je heen gooien klinkt heel aanlokkelijk voor een vakantie. Toch moesten we weer verder, door naar de eindbestemming van vandaag: Pismo Beach.
Een rijtje zee-olifanten. Als er éen wil draaien, draaien ze allemaal mee
Een combinatie van lelijk en schattig: een baby zee-olifant
Het laatste stuk route leverde ons echter nog een verrassing op. In de weides tegenover Piedras Blanca, en een stuk verder staat nog een zeedier: een Ze-Bra. Inderdaad, zo'n paard met strepen dat eigenlijk in Afrika thuishoort, staat hier in uitgestrekte vlaktes. Door de erge droogte in Californië leek het landschap ongetwijfeld op wat ze thuis gewend zijn, maar raar was het zeker wel. En aangezien we het allevier zagen, konden we dit keer niet de schuld geven aan de antizeeziekte pillen of glas wijn van gisteren...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten